De gebrandschilderde ramen in het Leidse Academiegebouw brengen een wonderlijk zelfbewuste, anachronistische boodschap.
Links zie je de Leidse jurist Benjamin Telders, die tijdens de Tweede Wereldoorlog stierf in Bergen-Belsen na zijn luide protest tegen het nationaalsocialisme. Daaronder worden onschuldigen vertrapt door een Duitse en Japanse soldaat. Gespiegeld in het rechterraam spreekt Willem van Oranje tot ons, omringd door Hugo de Groot, Thorbecke en andere beroemde voorvechters van vrijheid. Daaronder een Franse en Spaanse soldaat die tiranniek tekeer gaan tegen boekenkennis. De boodschap is duidelijk: de Leidse universitaire geschiedenis lijkt een grote strijd voor vrijheid en recht, van de Nederlandse Opstand in de zestiende eeuw, via de Bataafs-Franse periode naar het professoren- en studentenverzet tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hier worden veel verschillende betekenissen van vrijheid en onderdrukking bij elkaar geveegd. Dat veel Leidenaren de revolutionaire Fransen verwelkomden, wordt vergeten. En dat Leiden een dienende rol speelde bij de onderdrukking in de koloniën, evenzeer. Vrouwen komen op beide ramen niet voor.
De ramen dateren van 1950 en waren toen bedoeld als oorlogsmonument voor de gevallen academieburgers tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ze dienden om hun nagedachtenis te eren, en een positief zelfbeeld neer te zetten. Dat er geen ruimte was voor historische nuance of tegenstrijdigheden, maakt de ramen vandaag moeilijker te begrijpen. Het duidelijkst spreken ze tot ons als monument voor de geest van de Bevrijding, in al haar bijziendheid en selectiviteit.